De complexiteit van het concept ‘inclusie’
Toen ik me voor het eerst in inclusiviteit ging verdiepen, werd dat woord nog amper gebruikt. Ik herinner me dat ik er een kort gesprek over had met mijn vader – met wie ik altijd heel graag praat over werk – en dat hij het na ons gesprek toch nog even ging opzoeken in het woordenboek. Met de conclusie: het staat er niet in!
En sinds die tijd is er natuurlijk een hele hoop gebeurd. Een hele hoop. Hoewel de wetenschap zich al veel langer verdiep in insluiting en uitsluitingsmechanismen, lijkt de vertaling naar de praktijk nu echt op stoom te komen. En daar mag ik een rol in spelen. Zo ook vandaag.
Vandaag gaf ik (in het engels) een workshop getiteld: ‘De Manifestatie van Inclusie en Uitsluiting in het (creatieve) Onderwijs’. Ik was digitaal te gast bij de Design Academy in Eindhoven. De Design Academy is dit jaar een Social Justice Lab gestart onder leiding van dr. Praveen Sewgobind. Vanuit het Social Justice Lab werd een ochtend georganiseerd rondom het thema Critical Diversity & Genuine Inclusion. Praveen Sewgobind, Tingting Hui, Shailoh Philips en ik namen allemaal een deel van het programma voor onze rekening.
Het concept inclusie
Tijdens de workshop ben ik dus voornamelijk gedoken in de theorie achter inclusie. Want, het is volgens mij heel belangrijk om te beseffen dat inclusie inherent verbonden is aan uitsluitingsmechanismen. Inclusief zijn voor een bepaalde groep – in dit geval – studenten, kan betekenen dat je bijvoorbeeld in je manier van lesgeven juist weer een andere groep studenten uitsluit. Daarom maak ik tegenwoordig (ik blijf ook steeds weer nieuwe dingen leren) onderscheid tussen drie aspecten van inclusie:
– Niveaus van inclusie
– Arenas van inclusie
– Mate van inclusie
Deze aspecten heb ik uiteraard niet zelf bedacht. Het komt uit een enorm waardevol artikel van Qvortrup & Qvortrup (2018). Maar ik ga je wel uitleggen wat voor slimme dingen zij hebben benoemd.
Niveaus van inclusie
Ze maken onderscheid in drie niveaus: het numerieke niveau, het sociale niveau en het psychologische niveau. Bij het numerieke niveau kijk je naar aantallen: hoeveel mensen uit gemarginaliseerde groepen zijn onderdeel van onze gemeenschap? Bij het sociale level kijk je naar activiteit: welke studenten zijn sociaal actief in de gemeenschap? En het psychologische level gaat over the feeling of belonging: voelen studenten zich herkend en gewaardeerd voor wie ze zijn?
Sociale arena’s
Studenten (lees: mensen, want dit overstijgt het onderwijs), zijn onderdeel van verschillende sociale arena’s. Op school zijn ze onderdeel van de professioneel georganiseerde leergemeenschap, maar ze zijn bijvoorbeeld ook onderdeel van meer informele studentenverenigingen, of stagebedrijven. Zo zijn er verschillende plekken waar zij zich begeven. In sommige arena’s zijn zij misschien erg vertegenwoordig, sociaal actief en voelen ze zich thuis. Terwijl ze dat op andere plekken mogelijk minder hebben.
Mate van inclusie
En dan maken Qvortrup & Qvortrup nog onderscheid tussen verschillende mate van inclusie. Inclusie is niet een knop die je aan of uit kunt zetten; ook deze term begeeft zich op een spectrum. Zo gaan we van totale uitsluiting naar totale inclusie. Maar, er is een catch. Volgen Qvortrup & Qvortrup is totale inclusie namelijk onbereikbaar én onwenselijk. Want, totale inclusie lijkt eigenlijk meer op assimilatie. Het gevaar loert dat individuen juist niet meer gezien worden voor hun individuele kenmerken.
Het inzicht
Het mooiste inzicht wat telkens maar bij me terug komt is het volgende: inclusie is een proces zonder eindpunt. Het is de continue vraag: hoe kan ik mijn omgeving inclusiever maken? En hoe kan ik er voor zorgen dat de persoonskenmerken die er niet toe doen (in de context waarin ik lesgeef) er ook daadwerkelijk niet toe doen?